Leefregel 17-1, Wees bekwaam: Kijk
17. WEES BEKWAAM.1
17-1. Kijk.
Zie wat je zelf ziet, niet wat iemand anders zegt dat je ziet.
Jouw observatie is datgene wat jij observeert. Kijk rechtstreeks naar de dingen, naar het leven, en naar anderen; kijk niet door een waas van vooroordelen, een sluier van angst of de interpretatie van een ander.
Breng mensen ertoe te kijken in plaats van met hen te bekvechten. De grofste leugens kunnen worden ontzenuwd, het grootste bedrog kan worden ontmaskerd, de ingewikkeldste vraagstukken kunnen worden opgelost, de meest opmerkelijke dingen kunnen aan het licht worden gebracht, gewoon door er rustig op aan te dringen dat de persoon in kwestie kijkt.
Wanneer iemand iets zo verwarrend en moeilijk vindt dat hij het nauwelijks kan verdragen of wanneer zijn gedachten eindeloos in een kringetje ronddraaien, laat hem dan gewoon wat afstand nemen van de zaak en ernaar kijken.
De dingen die hij dan opmerkt zijn meestal erg voor de hand liggend, als hij ze maar eenmaal met eigen ogen heeft gezien. Daarna kan hij aan de slag gaan en er iets aan gaan doen. Maar als hij het niet zelf ziet, als hij het niet zelf observeert, is het voor hem misschien niet zo reëel, en dan zal geen enkel advies, geen enkel bevel en geen enkele straf ter wereld een einde kunnen maken aan zijn verwarring.
Men kan hem wel wijzen in welke richting hij moet kijken en hem op het hart drukken dan ook eens echt te kijken, maar hij zal toch zijn eigen conclusies moeten trekken.
Of het nu een kind is of een volwassene, iemand ziet alleen wat hij zelf ziet, en dat is voor hem de werkelijkheid.
Echte bekwaamheid berust op iemands eigen vermogen om te observeren. Men kan alleen maar handig en zelfverzekerd worden als men uitgaat van de realiteit die men zelf geobserveerd heeft.
- 1. bekwaam: in staat om de dingen die je doet goed te doen; vaardig in wat je doet; in staat om te voldoen aan de eisen die je bezigheden aan je stellen.
- 2. onbekwaamheid: gebrek aan de nodige kennis, vakkundigheid of vaardigheid; ongeschoold of tot iets niet in staat zijn;
steeds grote fouten of vergissingen maken; klungeligheid. - 3. oefenen: iets trainen of herhaaldelijk uitvoeren om een vaardigheid te verkrijgen of die te verbeteren.